Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8866

Datum uitspraak2008-07-21
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804953/1 en 200804953/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 januari 2008 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [appellante] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorvoertuigen tot en met 3500 kilogram in de keuringsplaats met het keuringsinstantienummer […] te [plaats] voor de duur van twaalf weken ingetrokken.


Uitspraak

200804953/1 en 200804953/2. Datum uitspraak: 21 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak in zaken nrs. 08/1561 en 08/1690 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juni 2008 in het geding tussen: [appellante] en de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 januari 2008 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [appellante] verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorvoertuigen tot en met 3500 kilogram in de keuringsplaats met het keuringsinstantienummer […] te [plaats] voor de duur van twaalf weken ingetrokken. Bij besluit van 24 april 2008 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 juni 2008, verzonden op 24 juni 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [appellante] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994), voor zover thans van belang, kan de RDW aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de WVW 1994 kan de RDW een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen. In de Erkenningsregeling APK zijn regels neergelegd omtrent de erkenningseisen en erkenningsvoorschriften. Ingevolge artikel 6, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK, voor zover thans van belang, is in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressieontsteking een roetmeter aanwezig in de keuringsplaats. Ingevolge artikel 8 van de Erkenningsregeling APK is de apparatuur bedoeld in de artikelen 5 en 6 deugdelijk en verkeert de apparatuur in een goede staat van onderhoud. Ingevolge artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK wordt aan een steekproef alle medewerking verleend en worden de door de RDW gegeven aanwijzingen in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld. Ingevolge artikel 58 van de Erkenningsregeling APK, voor zover thans van belang, wordt, indien door de erkenninghouder de in artikel 45, vijfde lid, opgenomen voorschriften niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning. Met betrekking tot het toezicht op de APK-erkenninghouders en het opleggen van sancties voert de RDW een beleid dat is neergelegd in zogeheten Toezichtbeleidsbrieven, die aan elke erkenninghouder zijn verstrekt. In bijlage 1 van het Toezichtbeleid APK Erkenninghouders van 1 maart 2000, zoals dat gold ten tijde van belang, staat onder meer vermeld dat bij overtreding van de keuringsvoorschriften, waaronder het niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDW, in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking van de erkenning zal worden opgelegd voor de duur van twaalf weken. Indien de historische kwaliteit van naleving van de keuringseisen, -voorschriften en erkenningseisen goed is kan men voor sanctiematiging in aanmerking komen. 2.3. De RDW heeft de aan [appellante] verleende erkenning voor de duur van twaalf weken ingetrokken omdat zij heeft gehandeld in strijd met artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK. Daartoe heeft de RDW vastgesteld dat bij de in het kader van een steekproef geëiste herkeuring op 30 november 2007 van het voertuig met het kenteken […] is geconstateerd dat de roetmeter niet functioneerde. 2.4. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat zij niet heeft kunnen voorkomen dat een gecompliceerd apparaat als een roetmeter het een keer heeft laten afweten. Voor en na de steekproef heeft de roetmeter geen enkele keer een gebrek vertoond. Nu het doel van de Erkenningsregeling APK is te voorkomen dat voertuigen worden goedgekeurd terwijl ze eigenlijk onveilig zijn en vaststaat dat het voertuig terecht is goedgekeurd en er overigens ook geen reden is om aan te nemen dat [appellante] haar erkenning niet zorgvuldig en professioneel benadert, is haar erkenning volgens [appellante] ten onrechte ingetrokken. Verder wijst [appellante] op de wijziging van het Toezichtbeleid per 1 juni 2008. Op grond van het nieuwe beleid zou haar een lichtere sanctie zijn opgelegd, aldus [appellante]. 2.4.1. Niet in geschil is dat tijdens de herkeuring op 30 november 2007 de roetmeter vanwege een defect niet functioneerde. Nu de roetmeter niet functioneerde, terwijl uit artikel 6, aanhef en onder d, gelezen in samenhang met artikel 8, van de Erkenningsregeling APK volgt dat op de keuringsplaats een deugdelijke en in goede staat verkerende roetmeter aanwezig dient te zijn, heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat is komen vast te staan dat artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK is overtreden. 2.4.2. Ten aanzien van het betoog dat [appellante] geen verwijt kan worden gemaakt, heeft de voorzieningenrechter terecht met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2008 in zaak nr. 200706224/1 overwogen dat zelfs indien het defect aan de roetmeter zich uitsluitend en toevallig voordeed op het moment van de steekproef, [appellante] met de aanvaarding van de erkenning als keuringsinstantie de uitvoering van een publieke taak op zich heeft genomen ter bevordering van het algemeen belang van de verkeersveiligheid en daarmee het risico heeft aanvaard van verlies van de keuringsbevoegdheid in verband met ook niet verwijtbare misslagen. Die aanvaarding brengt met zich dat [appellante] heeft in te staan voor op elk moment deugdelijk functionerende apparatuur. De RDW heeft derhalve geen rekening hoeven houden met de gestelde omstandigheden dat geen sprake was van opzet, dat [appellante] een uitgebreid onderhoudscontract voor de apparatuur heeft, dat nog op dezelfde dag een monteur de roetmeter heeft gerepareerd en dat de auto bovendien door een nabijgelegen garage alsnog kon worden gekeurd. Daarbij wijst de voorzitter er op dat het defect geen gevolg was van een van buiten komende omstandigheid waarvoor [appellante] geen verantwoordelijkheid draagt. De RDW is derhalve terecht overgegaan tot het opleggen van een sanctie. 2.4.3. Het door de RDW ten tijde van de onderhavige besluitvorming gevoerde beleid ter zake van de duur van de intrekking zoals neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief behelst een gedifferentieerd systeem van in ernst en gewicht oplopende overtredingen met daaraan gekoppelde, in zwaarte oplopende maatregelen, waarbij in algemene zin al rekening is gehouden met de bedrijfseconomische belangen van erkenninghouders evenals hun staat van dienst. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 mei 2004 in zaak nr. 200304551/1 is dit beleid niet onredelijk. De bij het besluit van 10 januari 2008 opgelegde maatregel is in overeenstemming met het toen gevoerde beleid. Dat het beleid per 1 juni 2008 is gewijzigd en [appellante], zoals de RDW ter zitting heeft bevestigd, een voorwaardelijke intrekking was opgelegd indien de overtreding was begaan op of na 1 juni 2008, betekent niet dat de RDW in dit geval, waarbij de overtreding en de besluitvorming ter zake vóór 1 juni 2008 hebben plaatsgevonden, de opgelegde sanctie had moeten matigen, nu het feit, dat het beleid met ingang van een datum gelegen na het nemen van het bestreden besluit is gewijzigd, geen bijzondere omstandigheid oplevert, die tot afwijking van het ten tijde van het bestreden besluit geldende beleid noopte. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Gelet hierop, dient het verzoek te worden afgewezen. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Van der Smissen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2008 419.